In het gebied van de Grote Meren en de Saint-Lawrencerivier staan bossen van de types ‘Noordelijk-Loofhout/Hemlock’ en ‘Beuk/Esdoorn/Linde’, volgens een Amerikaanse indeling gebaseerd op de dominante boomsoorten. Een aantal van de naaldhoutsoorten uit de Far West hebben een tegenhanger hier in het Oosten : zo is de Canadese hemlockspar een iets donkerder getinte, minder rijzige versie van de West Amerikaanse hemlock; de Oost Amerikaanse Levensboom is het kleine broertje van de Reuzenlevensboom; de Weymouthden is haast niet te onderscheiden van de West Amerikaanse Witte den. Weymouthden en Hemlockspar zijn er overigens top houtproductiesoorten, die ook in Europa vaak zijn ingevoerd en toegepast, Hemlock (de Westamerikaanse soort dan) met kennelijk meer succes dan Weymouth. Maar arboretumgroep 13 leidt ons vooral in tot de rijke Oost-amerikaanse loofhoutbossen. Amerikaanse eiken, lindes en esdoornsoorten staan hier al sinds de oprichting van het arboretum in 1902. Amerikaanse olmen vielen ten prooi aan de iepenspintkever maar zijn recent nieuw aangeplant, evenals de Amerikaanse grootbladige beuk, die voorheen ontbrak.