Anatolië, ook wel Klein-Azië genoemd, bestaat uit een hoogvlakte omgeven door bergen, het Pontisch gebergte in het westen, de Taurus in het zuiden en de Kaukasus in het oosten. Op de hoogvlakte heerst een droog, uitgesproken continentaal klimaat terwijl de noord- en zuidhellingen een meer mediterraan karakter hebben en onder invloed liggen van de Zwarte Zee enerzijds en de Middellandse Zee anderzijds. De boomsoorten die hier in eerste instantie de aandacht trekken zijn de Cilicische zilverspar, de Libanonceder en de Krimden, een ondersoort van de Zwarte den, alle drie goed vertegenwoordigd in de Groep 31. Kaukasische soorten komen hier ook al voor : de Kaukasische spar en de Nordmann zilverspar, de laatste groeit vaak samen met de Oosterse beuk. Het Pontisch gebergte is de groeiplaats van een ondersoort van de Nordmann zilverspar, de ‘equi-trojani’ en ook van een ondersoort van onze Zomereik, de ‘pedunculiflora’, die drogere omstandigheden verdraagt. Het verspreidingsgebied van de Grove den reikt tot de hoogvlakte van Anatolië.