Vanaf de benedenstroom van de Ohio, grensrivier tussen Indiana en Illinois in het noorden en Kentucky in het zuiden, begint de grote landbouwstreek van de Corn Belt. In het heuvelachtige landschap bevinden zich ook nog grote wouden, die aanleunen bij het mesofytisch bos, hetzij meer van het ‘Beuk/Esdoorn/Linde’ type of van het ‘Eik/Hickory’ type. Ruigschors-, Grootblad- en Bitternoothickory zijn neefjes van de walnoot. Een Amerikaanse hickory soort die iets warmere oorden opzoekt, de Pecan, levert smakelijke nootjes die als versnapering op de markt worden gezet. De walnoten zelf zijn in Groep 16 vertegenwoordigd door de Zwarte walnoot en de Grijze walnoot. Onder de eiken bevinden zich soorten die vanwege hun smalle, lancetvormige, ongelobde bladeren nauwelijks als eik te herkennen zijn : de Noordelijke lauriereik en de Wilgenbladeik. Her en der in de onderetage vinden we struiksoorten als Kleine sneeuwklokjes, Valse Indigo, Herfstpaardenkastanje, Toverhazelaar, kornoeljes en amelanchiers. De Gewone trompetboom heeft nogal de neiging om zich neer te leggen op de grond, waarna de takken weer rechtop schieten en kleine boompjes gaan vormen.