In de oerbossen van de Appalachen, waarvan er vanwege de doorgedreven mijn- en landbouw in de 19de en 20ste eeuw nog weinig is overgebleven, komen tot twintig verschillende boomsoorten voor in de toplaag. Dit zijn de zogenaamde Rich Mesophytic Forests, beschreven door de bekende bosecologe Emma Braun. Onder de eiken, esdoorns, essen, olmen en lindes mengen zich boomgeslachten die in Europa van nature niet voorkomen, zoals de tulpenboom, de gleditsia en de robinia. Waar wij magnolia’s kennen als al dan niet uit de kluiten gewassen sierstruiken, haalt de Komkommermagnolia de afmetingen van een volwassen bosboom. Dat geldt ook voor de Amerikaanse vogelkers, in West-Europa eerst ingevoerd als bodemverbeteraar in het bos en tegenwoordig bestreden als invasieve, alles verdringende bospest. Amerikaanse boomliefhebbers benijden ons de prachtige exemplaren van de Amerikaanse kastanje, een vroeger prominente bosaandeelhouder die vandaag in de Appalachen op jonge leeftijd aan een kwaadaardige schimmel ten onder gaat. Op grotere hoogte in het gebergte vindt men meer naaldhoutsoorten : de zeldzame Carolina hemlockspar vervangt er de Canadese hemlock, hij staat bovenin arboretumgroep 15 tussen de Rode spar en de Fraser zilverspar.