Het Alleghenyplateau in de staten Pennsylvania en New York is een uitloper van het Appalachengebergte en de loofbossen vertonen er kenmerken van de zeer soortenrijke bossen die we verder op de hellingen van het Appalachengebergte (arboretumgroep 15) zullen terugvinden. Diverse eiken- en esdoornsoorten komen hier voor in menging met linden, notelaren, essen en de Amerikaans beuk die van de Europese verschilt door zijn grotere, duidelijker getande blad. De Amerikanen onderscheiden witte eiken met afgeronde bladlobben, bv Witte eik en Tweekleurige eik, van rode eiken met gepunte lobben, waaronder de ingevoerde Amerikaanse eik en de Moeraseik ook bij ons wel bekend zijn. Rode esdoorn, Zilveresdoorn en Suikeresdoorn zijn de dominante esdoornsoorten; de kleinere Amerikaanse slangenesdoorn met zijn typische bast en de Vederesdoorn met zijn uitzonderlijke samengestelde blad zijn soorten van de onderetage, net als de Amerikaanse hopbeuk en de Amerikaanse hazelaar. Pioniersoorten zijn onder meer de Amerikaanse populier en de Amerikaanse ratelpopulier, de Gele berk en de Suikerberk. Een buitenbeentje is de Doodsbeenderenboom, met zijn grote dubbel geveerde bladeren in de zomer en zijn knokige uitzicht tijdens de winter.