Waar Iran gewoonlijk een woestijnbeeld oproept, ligt in het noorden, in de landstreek Hyrcanië bij de Kaspische Zee, een groene gordel van bijna subtropische, soms nog ongerepte wouden. Pas in de laatste decennia is er zeer veel bos gekapt en verwoest. Met uitzondering van Jeneverbes, Italiaanse cipres en Oosterse levensboom op vulkanische bodems, gaat het vooral om loofhoutbos, dat veel gemeen heeft met de bossen in de Georgische landstreek Colchis aan de Zwarte Zee. Op vochtigere bodems staan Elzen- en Vleugelnootbossen, elders gemengde eikenbossen. In de kleine arboretumgroep 33 staan Kastanjebladeik en Kaukasische eik in de buurt van Oosterse beuk. Er staat ook een mooi exemplaar van Perzisch ijzerhout of Parrotia, een opmerkelijke soort met afbladderende stam, kleine kleurrijke bloemen en, zoals de naam het zegt, bijzonder hard hout. Een andere opvallende soort aan de zuidkant van de Groep is de Fluweelesdoorn, zo genoemd vanwege de viltige onderkant van het blad.