New England, een groepsnaam voor de noord-oostelijke staten van de USA, is bekend voor zijn Indian summer, doelend op warme temperaturen met een spectaculaire verkleuring van de alomtegenwoordige bossen in de vroege herfst. De huidige bossen zijn veelal van een tweede of derde generatie, maar houden goed stand. Vanwege de veelal ondiepe en rotsige bodems is het terrein minder geschikt voor landbouw. Het reusachtige White Mountains National Forest in New Hampshire, meer dan 3000 km² groot, omvat naaldbossen van het ‘Hemlock/Weymouthden’ type en loofbossen van het ‘Esdoorn/Beuk/Berk’ type, waarin o.m. Suikeresdoorn, Rode Esdoorn en Zilveresdoorn de plak zwaaien. Deze bostypen kwamen we eerder al tegen in Groep 12. Het blad van de suikeresdoorn is het embleem van Canada en de boom is bekend als leverancier van maple sirup, lekker op ontbijtpannekoeken. De Gele berk en de Suikerberk lijken sterk op elkaar, maar veel minder op andere berken dan de Papierberk van het noorden, die ons vertrouwder voorkomt. Zowel de esdoorns als de berken leveren goed hout voor de meubelindustrie.