Olmen in het Kapucijnenbos

Een turbulente geschiedenis

In Nederland zijn ze enkel bekend als iepen, maar in Vlaanderen zijn de Ulmus spp. beter bekend als olmen. In de nieuwste Flora van België (Verloove F., 2023) staan beide benamingen. Iep lijkt op het Franse If en de hypothese is dat beide benamingen zo op elkaar lijken, omdat het hout van de olmen en taxus het beste geschikt zijn voor het maken van handbogen, eertijds zeer belangrijke jacht- en oorlogswapens. Het is duidelijk dat de olmen, samen met de eiken, de bomen zijn die het meest verweven zijn met de menselijke cultuur in West-Europa (en elders).

Olmen dragen geen eetbare vruchten en hebben geen directe sierwaarde die voortkomt uit speciaal gevormde bladeren noch uit kleurrijke bloemen. Maar vele soorten zijn grote bomen die het landschap kunnen domineren met zeer geschikt loof en hout. Het hout is hard, sterk en redelijk goed bestand tegen rotting. Olmenhout werd vooral specifiek ingezet voor wielen, karren, wagons, scheepsbouw, … toepassingen die wat vroegen van de materie. Hierbij kwam het natuurlijk in concurrentie met eikenhout, maar moest hier niet in alle toepassingen voor onderdoen.

Olmenhout is hoogkwalitatief, karaktervol en kleurrijk. Willy Verbeke
Olmenhout is hoogkwalitatief, karaktervol en kleurrijk. Willy Verbeke

Het loof heeft een excellente voederwaarde voor vee en werd daarvoor ook bij ons gebruikt. Het is zelfs prima mogelijk om de twijgen met de bladeren eraan te drogen tot een soort bewaarbaar hooi. Ook voor mensen zijn de bladeren eetbaar evenals het floëem (de zone net onder de schors die dient voor de neerwaartse sapstroom).

We kunnen dus gerust stellen dat de olmen in West-Europa reeds sinds de Nieuwe Steentijd, zo’n 6000 à 7000 jaar geleden ontwikkeld zijn in een innige relatie met de menselijke beschaving. In de 20ste eeuw is hier abrupt een einde aan gekomen door twee factoren (of is het een pauze?). Ten eerste  gebruiken we bijna geen hout meer voor rollend materiaal noch schepen. En ten tweede zijn twee golven van de iepenziekte over ons land geraasd : de eerste omstreeks 1920 en een tweede, veel agressievere, na 1970. Enkel oudere mensen herinneren zich nu nog het beeld van de talrijke olmen in ons landschap.

In de aparte, kleine familie van de Ulmaceae steken slechts een 35-tal soorten, vooral in het geslacht Ulmus, met 3 soorten inheems in België (en Vlaanderen). Ze komen alle drie van nature voor in het Nationaal park Brabantse wouden, maar alleen de Gladde iep/olm (Ulmus minor) is bij ons algemeen. De Ruwe iep/olm (Ulmus glabra) heeft een meer noordelijke verspreiding of in berggebieden, maar ook in de koele, uitgestrekte bossen van Brabant zal hij nog wel een tijd standhouden. De boswachters zijn in ieder geval gemotiveerd om deze machtige boom een handje te helpen. In de botanische tuin van Meise staat nog steeds een gezond exemplaar van 4m omtrekt niet ver van de serres. Gladde en Ruwe olm kruisen makkelijk tot de Ulmus x hollandica. De derde inheemse soort (Fladderiep – Ulmus laevis) heeft een meer oostelijke verspreiding en is bij ons de zeldzaamste. Zijn hout zou het minst goede zijn en er zijn ook minder cultuurvariëteiten van geselecteerd. Deze zeldzaamheid vindt dus allicht mede zijn oorsprong in het feit dat minder Fladderiep geplant werd. Elke boom in het agrarisch landschap van West-Europa moest zijn plek verdienen en als je dan iets plantte kon je beter je tijd en energie steken in een andere olm (of een eik, of een fruitboom, …).

In Zoniën staan gemiddeld iets minder dan 3 olmen van meer dan 20cm omtrek per ha als we ons baseren op de cijfers uit het beheerplan (2013). Uit de Vlaamse bosinventarisatie blijkt dat de olmen 0,37% van het stamtal uitmaken en 0,13% van het houtvolume. Ze zijn dus bij ons in bosverband voor het ogenblik onbelangrijk en het zijn vooral dunne bomen, die (nog) ontsnappen aan de iepenziekte. Historisch is het ook zo dat de olmen vooral voorkwamen in landschapselementen buiten het bos. De fameuze Ulmus xhollandica (minor x glabra) ‘Belgica’ moet zo gedurende eeuwen heel wat lanen gevormd hebben in onze streken. Het betrof inderdaad een cultuurvariëteit, een kloon die enkel vegetatief werd voortgekweekt via opslag aan de stamvoet van moederbomen. Nu weet ik in de wijde omgeving van Zoniën helaas geen enkele grote ‘Belgica’ meer staan. 

Olmen in het Arboretum

In het arboretum staan de volgende botanische soorten :

EUROPA

  • Ulmus minor – Gladde olm

Gladde olm duikt op in heel wat groepen als inheemse boomsoort die de collectie gaat beconcurreren. Allicht is het na de Gewone esdoorn de soort die de meeste dergelijke problemen geeft. Hier en daar staat een exemplaar dat al wat groter geworden is en zeker te gedogen valt, mede gezien het grote natuurlijke areaal van deze Europese soort.

  • Ulmus glabra – Ruwe olm (in groep 21)

De inheemse Ruwe olm is in 2016 aangeplant in groep 21 (Tsjechië), maar komt ook in zeer beperkte mate voor in de rest van het Kapucienenbos. Het exemplaar van 182cm omtrek in groep 28C is enkele jaren geleden afgestorven. Ruwe olm geeft normaal geen wortelopslag en daarom is de iepenziekte voor deze soort fataler dan voor de Gladde olm.

  • Ulmus laevis – Fladderolm (in groep 32B)

Deze inheemse soort maakt onderdeel uit van de collectie, omdat ze ook in Zuid-Europa groeit. Het éne exemplaar in de groep van Georgië (32B) heeft meer dan 240cm omtrek en demonstreert daarmee dat Fladderolm een flinke veldresistentie bezit. De boom helt al jaren sterk over en tart de zwaartekracht.

Deze grote Fladderolmen in Groenendaal hebben ongeveer 3m omtrek en ze vertonen een extreem takkige stamvorm, typisch voor deze soort.

AMERIKA

  • Ulmus americana – Amerikaanse olm (in groepen 13 en 16)

Dit is dé olm uit Amerika, een machtige boom, die echter zeer sterk achteruitgegaan is door de ziekte, waaraan trouwens alle Amerikaanse soorten gevoelig zijn. We hebben in Tervuren alleen nog jonge bomen in de groepen 13 en 16, maar in de kwekerij doen ze het wel prima.

De Ulmus americana in groep 13 werd in 2023 opnieuw aangetast door de iepenziekte. Het is twijfelachtig of we van deze soort opnieuw grote bomen zullen hebben.
  • Ulmus rubra (in groep 19 en ook in 2024 werd deze soort aangeplant)

Het betreft nog jonge exemplaren van deze Amerikaanse soort met typische roodbruine twijgen. Een groepje werd aangeplant in groep 19 in 2014.

AZIË

  • Ulmus parvifolia – Chinese olm (in groep 37)

De Chinese olm is merkwaardig omdat hij in het najaar bloeit, halfwintergroen is en zeer kleine bladeren draagt. Het is een kleine boom en het exemplaar in groep 37 is best schattig. Deze soort is de beste olm om er een bonsai van te maken.

De kleine, enkelvoudig gezaagde blaadjes van de Chinese iep – Ulmus parvifolia in groep 37 (China)
  • Ulmus pumila – Siberische olm (in groep 37)

De Siberische olm komt volgens de inventarisatie voor in groep 37 met een zevental exemplaren, waarvan er twee al de 200cm omtrek overschreden hebben. Deze soort wordt in verdelingsprogramma’s gebruikt om door kruising resistentie in te brengen tegen de iepenziekte. Het arboretum van Tervuren beschikt dus ook over dit interessant genetisch materiaal. De Siberisch iep heeft de reputatie om zich te kunnen gedragen als een invasieve exoot, maar in het arboretum van Tervuren hebben we daar nog niets van gemerkt. Het is een iets kleinere boom met relatief kleine bladeren, die voorkomt tot in halfwoestijnen; een eerder atypische olm dus.

  • Ulmus davidiana var. Japonica (=Ulmus japonica) (in groepen 36 en 39)

Ook deze Aziatische soort, waaronder de “Japanse iep”, is zeer resistent aan de iepenziekte en is daarom gebruikt in veredelingsprogramma’s. In 2016 werden er aangeplant in groep 36 en in 2022 in groep 39.

  • Ulmus macrocarpa (in groep 36B)

Deze Aziatische soort is in 2013 aangeplant in de groep van Noord-China en Zuidoost-Siberië.

  • Ulmus chenmoui (in groep 37 geplant in 2022)

Deze kleine Chinese soort heeft een beperkt natuurlijk areaal, maar lijkt bij ons een zeer geschikte stadsboom met zachtbehaarde bladeren.

  • Ulmus bergmanniana (in groep 37 geplant in 2022)

Deze soort uit Centraal-China is zeer verwant aan onze Ruwe olm, maar wel resistenter aan de ziekte. Het valt nu af te wachten hoe groot hij in Tervuren kan worden.

  • Ulmus laciniata toegevoegd aan de collectie in 2024

Ook deze soort is nauw verwant aan onze Ruwe olm.

  • Ulmus castaneifolia toegevoegd aan de collectie in 2024

Naast 10 soorten olmen staan er in het arboretum nog enkele andere bomen uit de olmenfamilie, meer bepaald uit het geslacht Zelkova – Schijniep :

  • Zelkova carpinifolia in groep 33 (Iran)

Spijtig genoeg is het mooiste exemplaar in december 2023 gesneuveld omdat er een eik op viel.

  • Zelkova serrata in de groepen 37 en 39 (China en Japan)

Deze soort doet het prima in het arboretum en we kunnen er ook spontaan verschenen jonge exemplaren bewonderen (zonder dat ze al te invasief zijn). In Japan is dit fraaie hout belangrijk voor de productie van kwaliteitsmeubelen en muziekinstrumenten

  • Zelkova schneiderana in groep 37 (China) geplant in 2012
  • Zelkova sinica in groep 37 (China) geplant in 2012
Zelkova carpinifolia uit de Kaukasus heeft een decoratieve schors en ook de blaadjes staan mee op deze foto.

We kunnen dus gerust stellen dat de kleine Olmenfamilie in het arboretum van Tervuren behoorlijk goed vertegenwoordigd is.

De iep komt terug!

Omdat er in het Kapucijnenbos allicht gemiddeld meer olmen staan dan in een doorsnee Belgisch bos wordt er zelfs een zeer bescheiden productie van olmenhout gerealiseerd, maar bijna alle jonge bomen zijn allicht niet resistent aan de iepenziekte. Het betreft in de regel wortelopslag van Gladde olm en zolang die niet dikker worden dan een 20tal cm blijven die gewoonlijk gezond, zonder dat er ooit een echt dikke boom uit kan voortkomen. Ook bijna alle cultivars die ooit bij ons zijn aangeplant blijken zeer gevoelig aan de ziekte en dus niets voor de toekomst.

Toch is er hoop voor de olmen om meerdere redenen :

  1. Onze inheemse Fladderolm is in de praktijk behoorlijk resistent aan de iepenziekte. ANB heeft met het INBO twee zaadboomgaarden aangelegd met autochtoon materiaal van meerdere plaatsen (onder andere uit de Wolvenweg in Tervuren). Dit is nu beschikbaar bij de boomkwekers en we hebben ook op de kwekerij in Tervuren reeds met succes kleine Fladderolmpjes uit zaad gekweekt (herkomst Groenendaal). Fladderolm groeit van nature graag in natte bossen aan rivieren (zoals aan de Laan in Terlanen), maar aanplantingen van de laatste jaren tonen aan dat hij het op de leem van Zoniën best aardig doet en dus ook zijn plekje verdient tussen de andere inheemse boomsoorten van het “eiken-haagbeukenbos” (natuurstreefbeelden 9160 en 9130).
  • Binnen de zeer veelvormige Gladde olm zit ook behoorlijk wat ziekteresistentie. Materiaal uit Frankrijk, Vlaanderen, Spanje en Hongarije werd verzameld en grotendeels reeds geplant op de nieuwe bebossing van ANB langs de Rotweg in Tervuren. Voor het eerst werd ook een volledig inheemse Ulmus xhollandica geselecteerd met een hoge ziekteresistentie, de Ulmus ‘Europa’ welke recent ook door ANB aangekocht is.
  • Bij een reeks Aziatische soorten is de ziekteresistentie zeer hoog. Deze hebben dus in het arboretum meer te vrezen van de immer knabbelende reeën dan van de iepenziekte.
  • Ondertussen zijn nieuwe kruisingen gemaakt met Aziatische soorten en de uitgeselecteerde cultuurvariëteiten daarvan zijn zeer goed bruikbaar als stadsbomen. In het arboretum zetten we echter niet in op cultuurvariëteiten en in het gewone Zoniënwoud mogen alleen inheemse soorten komen. Deze reeks nieuwe olmenrassen zullen echter meer en meer in stedelijk groen opduiken omdat ze zo robuust zijn.

Het geslacht Ulmus is een complexe materie en het arboretum draagt op zijn manier prima bij aan de studie ervan. We kunnen zeker hopen dat zelfs ondanks klimaatverandering de olmen een mooie toekomst hebben en wij als mensen in verbondenheid met hen, zoals eertijds ook het geval was.

Willy Verbeke, januari 2024