Wandelingen in de Nieuwe Wereld
De wandelroutes in de het Amerikaanse deel van het arboretum starten bij de hoofdingang aan de Vlaktedreef.
Blauwe wandeling door West-Amerika
De blauwe wandeling brengt ons naar de Far West. We dalen af van noord naar zuid langs de kust van Stille Oceaan, vanaf Alaska, over Brits-Columbië, Washington en Oregon tot in Californië en keren weer naar het noorden langs de Rocky Mountains. De bossen van West-Amerika bestaan voornamelijk uit naaldhoutsoorten en vooral in het kustgebied kunnen de bomen zeer hoog reiken : het zijn heuse regenwouden. Naast verschillende soorten sparren, dennen en zilversparren domineren hier typische soorten als douglas, hemlock en levensboom.
Uit Californië zijn vooral de mammoetbomen (Sequioa’s) bekend, zowel de kustmammoetboom, met 115 m de hoogste boom ter wereld, als de bergmammoetboom uit de Sierra Nevada, met meer dan 10 m dikte de meest volumineuze ter wereld. De zeer opvallende groep Slangedennen of Apenverdrietbomen (Araucaria’s) vormen een uitzonderingsgroep : zij komen niet in Noord- maar in Zuid-Amerika voor, in het Andesgebergte in midden-Chili.
De boomsoorten van de Rocky Mountains vertonen veel overeenkomst met die van de Pacifische kustgebergten maar vertonen een iets verschillende vorm en kleur : Murrayana draaiden tegenover Breednaaldige draaiden, Blauwe douglas in plaats van Groene douglas, meer Coloradozilverspar dan Reuzenzilverspar.
Donkergroene wandeling door Oost-Amerika
De donkergroene wandeling gaat eveneens van noord naar zuid en weer terug doorheen de soortenrijke loof- en naaldhoutbossen van het op de Atlantische Oceaan gerichte gedeelte van het continent. We starten met een bezoek aan de Noord-Canadese taiga met onoverzienbare bossen van sparren, dennen en berken, die vanwege het harde klimaat slechts geringe afmetingen bereiken. Bij ons worden deze bomen iets groter, maar blijven relatief kortlevend. Via de kustgebieden van New England en New Jersey komen we in het warmere Carolina, waar we omkeren en via de rivierbekkens van Mississipi en Ohio, vervolgens doorheen het Appalachengebergte weer noordelijk eindigen in het Grote-Merengebied en in het Zuid-Oosten van Canada.
De bossen van Oost-Amerika zijn veel soortenrijker dan de Europese : onder de loofbomen een zestigtal eikensoorten, een dozijn esdoornsoorten, en soorten van geslachten die wij in Europa helemaal niet kennen zoals hickory of bitternoot (Carya), tupelo (Nyssa), amberboom (Liquidambar) en tulpenboom (Liriodendron). De veelheid aan soorten draagt bij aan de felle kleurenpracht van de nazomer, de zogenaamde Indian Summer.