Natuurbeleving
Hoewel Vlaanderen niet rijk met natuur begiftigd is, groeit het aantal natuurgebieden en gebiedjes toch gestaag. Maar weinige beantwoorden tot hier toe aan de perfecte natuurlijke staat die in de Europese habitatrichtlijn vereist wordt. Het Kapucijnenbos rondom het arboretum biedt echter wel natuurtypen en ecotopen die redelijk dicht in de buurt komen. In het volwassen eikenbos, heraangelegd in het vierde kwart van de 19de eeuw, hebben zich andere soorten als es en beuk, linde en olm gemengd, en hier en daar een enkele boskers of berk. Minder natuurlijk, maar landschappelijk zeer aantrekkelijk zijn de naaldhoutbossen met douglas en hemlock, levensboom en Zwarte den op de soms steile, zandige hellingen aan de zuidkant van het domein. Grove den is hier ook erg thuis. Op de Keienberg wordt een open zone ingericht als Brabantse heide, een half-natuurlijk landschapstype dat vroeger meer in Zoniën voorkwam en door schapen werd begraasd.
Het arboretum is vanzelfsprekend geen voorbeeld van inheemse natuur, maar de weiden die ertussen liggen zijn ecologisch interessant. En belangrijk, want zeldzaam. Zij behoren tot het type van de ‘heischrale graslanden’. Ze zijn op het eerste gezicht niet erg bloemrijk, maar op de schraalste gedeelten groeien volop de typische kensoorten Tormentil, Liggend Hertshooi, Liggend Walstro en andere kleinere planten met een bescheiden bloei.
In het bos en in het gras, minder zichtbaar voor het oog, wemelt het van de insectenfauna. Sommige vlinders laten zich makkelijker opmerken, zoals het Koevinkje en het Bruin zandoogje op de graslanden, de opvallende Keizersmantel in het bos. Hoog in de boomkruinen vertoeven de Eikenpage en de opvallende Grote weerschijnvlinder. Om de bosvogels te beluisteren komt men het best ’s morgens vroeg. ‘s Avonds kan men de bosuil horen roepen, buizerds en sperwers en een enkele havik jagen ook overdag, De verspreide poelen vormen een broedplaats voor kikkers, padden en salamanders.
Vossen en reeën vertegenwoordigen de grotere zoogdierenfauna. In de vroege ochtend of net voor de avondschemering heeft men het meeste kans om een kleine reeënfamilie of een eenzame reebok tegen te komen. Een nieuwkomer van de laatste jaren is het everzwijn. Een groot bos als het Zoniënwoud kan in principe een everzwijnenpopulatie herbergen, maar voor het ‘stadsrandbos’ met zijn vele recreanten, verkeerswegen erdoorheen en residenties eromheen kan dat problemen stellen. Als men everzwijnen aantreft, best de kalmte bewaren, zeker niet benaderen of plagen, desnoods omkeren of in een ommetje eromheen stappen. Een everzwijn is van nature niet agressief, veeleer schuw, maar een dier dat zich bedreigd voelt kan erg gevaarlijk zijn.
Meer lezen :